Nieuwsbrief van de OudLeerlingenOrganisatie van Het Amsterdams Lyceum
Beste Oud-leerling,
De tijd gaat snel, ook in deze gekke tijden. Over ruim anderhalf jaar is er alweer een lustrum te vieren! 105 jaar! Ok, geen rond getal, maar daar zullen we ons niet door laten weerhouden er een mooi lustrum van te maken.
Intussen krijgen jullie af en toe een nieuwsbrief van de OLO (de oud-leerlingenorganisatie van Het Amsterdams Lyceum). Het duurde even maar dan heb je ook wat. De inhoud bestaat uiteraard vooral uit bijdragen van of over oud-leerlingen, en over ons geliefde schoolgebouw. We wensen je veel leesplezier!
De redactie
Lesgeven op afstand
Zoals u waarschijnlijk weet, moesten op 16 maart de scholen sluiten. Dit betekende niet dat er geen les meer zou zijn voor onze leerlingen, maar dat de lessen op afstand gegeven moesten worden. Hoe scholen dit precies voor elkaar moesten krijgen was aan de scholen zelf. Gelukkig is Het Amsterdams een school met een vooruitziende blik en waren de voorbereidingen al in gang gezet. Die maandag werd gebruikt om de docenten en het OnderwijsOndersteunendPersoneel te informeren over de mogelijkheden die ze hadden, computers werden uitgeleend en vragen konden worden beantwoord. De volgende dag hadden de docenten de tijd om hun lessen op afstand voor te bereiden en kregen de leerlingen instructie over de ‘lessen op afstand’. En waar andere scholen er nog lang niet klaar voor waren konden wij woensdag alweer beginnen met de lessen, alle lessen.
Hoe ziet zo’n les er dan uit hoor ik u vragen. Het begint natuurlijk allemaal met Magister, dat we hiervoor ook al gebruikten. De meesten van u zegt dat waarschijnlijk niets, maar zie het maar als het digitale klassenboek. Hier komt al het huiswerk in te staan en de absenties, maar ook de cijfers en alle andere informatie over en voor de leerlingen. Voor de lessen op afstand is besloten dat voor alle lessen in Magister wordt genoteerd wat er die les gedaan moet worden. Dit vormt voor de leerlingen een soort anker.
Het is natuurlijk wel belangrijk om contact te kunnen leggen met de leerlingen. Dit doen we nu met Microsoft Teams, vast niet de eerste keer dat u deze term hoort. Hierin is het mogelijk om contact te leggen tussen leerlingen en docenten. Gelukkig kan dat met een hele klas tegelijk, zowel met beeld als geluid. Het verschilt per docent, vak en les natuurlijk hoe zo’n les eruitziet. Om mezelf maar als voorbeeld te nemen: In een gemiddelde les geef ik in het begin van de les uitleg aan alle leerlingen om ze daarna opdrachten te laten maken in een online-methode, zodat ik kan bijhouden wie wat maakt en of dat goed gaat. Terwijl de leerlingen de opdrachten maken hebben ze de mogelijkheid om vragen te stellen, wie wil meeluisteren kan dat doen en anders dempt de leerling het geluid of verlaat het gesprek. Af en toe is het natuurlijk ook leuk om een filmpje te maken, bijvoorbeeld bij een demonstratie proef of wat extra uitleg. Ik had het nog niet vermeld, maar mijn vak is scheikunde (en een beetje informatica).
Zelf geef ik de lessen vanuit school, de aula om precies te zijn. De meeste van mijn collega’s geven hun lessen vanuit huis. Ik denk dat ik eerlijk kan zeggen dat Het Amsterdams het goed doet en dat de achterstanden die de leerlingen oplopen bij ons zeer klein zijn. Het les geven op afstand is goed te doen, maar je mist natuurlijk het contact met de leerlingen en de energie die je krijgt van het staan voor een klas.
Op 1 juni is dat allemaal veranderd. Vanaf dat moment moesten de scholen weer open. Het Amsterdams heeft ervoor gekozen om de leerlingen alleen voor de mentorles en gymnastiek naar school te laten komen. Daarnaast maken alle leerlingen voor elk vak nog één proefwerk waarvoor ze fysiek naar school moeten komen. Om dit volgens de richtlijnen van de overheid voor elkaar te krijgen komt slechts één jaarlaag tegelijk naar school en worden alle lokalen, tafels en stoelen schoon gemaakt voordat de volgende jaarlaag aan de beurt is. Dit gaat twee weken in beslag nemen omdat elke klas dus maar één proefwerk per dag kan maken. Dat betekent dat het schooljaar tegen het einde van deze proefwerkweken al zo goed als voorbij is.
De grote vraag die nu natuurlijk in uw hoofd rondwaart: Kan het volgend schooljaar dan weer verder als vanouds? Dat is natuurlijk voor iedereen een vraag en de toekomst zal het uitwijzen.
Philip Hermarij
Leraar scheikunde en informatica, en oud-leerling
Emma Schuurman (gymnasium 6) deed dit jaar eindexamen. En dus ook weer niet, althans anders: het centraal examen ging niet door (net als in 1945) en de examenuitslag werd bepaald op basis van de resultaten voor de schoolexamens. Voor sommigen een gemis, voor anderen een opluchting. Dit is haar verhaal.
Tegenwoordig sta ik, terwijl ik dat normaal als tiener voornamelijk vermeed, vaak op de stoep een praatje te maken met volwassenen. Al gauw gaat het over mijn niet langer bestaande eindexamen. Want wat vinden wij er eigenlijk van? Braaf zeg ik dan dat het jammer is, maar dat ik vooral heel gelukkig ben dat ik nu niet de tweede helft van de Aeneas uit mijn hoofd hoef te leren. Na een beleefde glimlach kunnen we daarna vlug over op een ander onderwerp.
Voordat onze school sloot hadden we met de meeste vakken alle eindexamenstof al behandeld en waren we met de laatste loodjes bezig. Onze lesdagen bestonden voornamelijk uit geleuter over corona en het oefenen van examens. Toen we overgingen op online les moesten we zelfstandiger aan het werk. Het was prettig om tussendoor koffie te kunnen zetten en je eigen werk te kunnen uitkiezen. Bij de meeste docenten stond je camera en microfoon uit, maar bij docenten waar we beter bevriend mee waren gingen langzaam steeds meer camera’s aan. Dan hoefden zij niet tegen alleen maar zwarte schermen te praten, eerlijk is eerlijk, je gaat elkaar toch missen.
Na het afgelasten van het centraal schriftelijk nam ons enthousiasme en daarmee onze opkomst af. We hadden tenslotte geen examenoefening meer nodig en die laatste schoolexamen-week zou ook wel los lopen. Je meldde je present, sliep nog een uurtje door, keek Netflix of at rustig je ontbijt en wandelde wat later met de wiskundeles in je zak door het Vondelpark. Online les was in de laatste week alleen een herinnering aan school. Omdat het geen feitelijk nut meer had. Mijn laatste online les heb ik gemist, ik was aan het hardlopen.
Achteraf snapte ik pas dat alle laatste keren daarvoor al geweest waren, zonder dat ik het toen doorhad. Onwetend en dus onoplettend hebben we alle dingen waar we afscheid van hadden willen nemen voor een laatste keer gedaan. Gelukkig kwam Het Amsterdams hen die tevergeefs naar een volwaardige afsluiting zochten tegemoet. Onze laatste SE-week was in eindexamen stijl. We zaten in de gymzaal en onze cijfers werden geheim gehouden. Ook hebben we zenuwachtig naast onze telefoon gewacht op een belletje.
Het voelt tegen verwachtingen in niet alsof mijn diploma door het afschaffen van het Centraal Schriftelijk minder waard is. Als je het succesvol tot en met zes VWO hebt gehaald dan maakt het echt niet uit hoeveel informatie je in die laatste maand nog in je hoofd kan stoppen.
Het enige wat er jammer aan is, is dat ik mijn leven op Het Amsterdams Lyceum een officiële afsluiting had gegund. Deze zes jaar aan plezier, wanhoop, cijfers, stress en gelach heeft wat mij betreft beter verdiend.
Mijn middelbare schoolcarrière is net als Dido voortijdig en onvolwaardig om het leven gekomen, althans, als ik me de Aeneas goed herinner.
Naschrift van de redactie: In Het Parool van 19 april staat een goed artikel van Hanneloes Pen over hoe Het Amsterdams op een goede manier het examengevoel levend houdt. Een aanrader! (Klik op het woord “artikel” om het te lezen).
Herdenking 2020
In deze bizarre tijd gaan natuurlijk veel dingen anders op school, het vorige artikel ging daar ook al over. Zo ook de herdenking, jaarlijks een belangrijke gebeurtenis op Het Amsterdams. Dat vindt de school zo belangrijk dat hij wel doorging, maar dan in een vrijwel lege aula. Hieronder volgt de toespraak van mw. Andriessen, waarnemend rector, deze was via internet te volgen (klik hier om het te zien):
Het is dit jaar 75 jaar geleden dat er vrijheid ontstond in ons land na de Tweede Wereldoorlog, na een zware tijd ook voor Het Amsterdams Lyceum en Gunning. Ik moet deze periode heel vaak denken aan de heer Christiaan Gunning, de eerste rector en oprichter van onze school.
De scholen zijn nu gesloten, slechts enkele leerlingen en docenten zijn op school, geen eindexamen, geen Cito-toets, er zijn veel zieken en doden in de wereld, om pessimistisch van te worden. Juist nu zijn uitdrukkingen van Gunning als “potius deficere quam desperare” en ”uit verlies winst” wel zeer toepasselijk.
Solidariteit, niet opgeven, niet wanhopen is nu allemaal ontzettend belangrijk. Laten we dat goed onthouden.
Het blijft niet voor te stellen dat Gunning in een periode rector was waarin geen vrijheid en weinig solidariteit was, maar uitsluiting van Joden en andere minderheden. Gunning heeft veel gedaan om dat tegen te gaan. Lang heeft hij de Joodse leerlingen niet willen buitensluiten. Hij liet ze nog naar school komen en ging met ze naar Wolkenland terwijl dat al niet meer mocht. Hij werd gesteund door docenten en leerlingen die verzet boden en Joodse collega’s en leerlingen hielpen.
Wat zij hebben gedaan is zo moedig dat we ook nu in de lege aula in de lege school hen en de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog en allen die sneuvelden en sneuvelen wegens zinloos geweld herdenken.
We moeten er voortdurend voor zorgen het gevoel van vrijheid, vertrouwen en solidariteit te behouden. 75 jaar geleden kregen we die vrijheid. Helaas is niet overal in de wereld vrijheid en helaas zien we dat ook hier in Amsterdam nu nog steeds segregatie bestaat en dat in de periode waarin de scholen dicht zijn, grote verschillen kunnen ontstaan wat achterstand betreft. We moeten nu oppassen dat we niet vervallen in egoïsme, dat we niet alleen denken aan ons eigen hachje. We moeten elkaar helpen in een periode waarin dat niet makkelijk is.
Ik realiseer me dat dit voor jullie leerlingen, voor jullie docenten en ook voor mij de eerste echte crisis is. Maar als we blijven vechten en ook de ander helpen, moeten we eruit komen.
Laten we reageren als we iets onrechtvaardigs zien en handelen, net als Gunning en vele anderen nu 75 jaar geleden.
Ik ga nu samen met Julian, onze regent, de krans leggen. Dan herdenken we onze leerlingen en docenten die de oorlog niet hebben overleefd, door hun namen te noemen.
(na het noemen van de namen:)
Waakt over de vrijheid waarvoor zij vielen!
De Dies 8 februari
Op zaterdagmiddag 8 februari 2020 vierden we de Dies Natalis, de 103e verjaardag van de school. De verjaardag werd geopend met de onthulling van de platen met de namen van de geslaagden van het vorige schooljaar. Zo’n vijftig van hen verzamelden zich daarvoor al aan het begin van de middag op school. Conrectoren meneer Volbeda en meneer Van Veen spraken de geslaagden kort toe en daarna werd het glas geheven. Deze nieuwe traditie (nu voor het tweede jaar) zorgde ervoor dat er meer dan voorheen ook jonge oud-leerlingen bij de rest van het programma aanwezig waren, wat een mooi gemengd gezelschap opleverde.
De Dies werd geopend door waarnemend rector Hellen Andriessen en daarna nam Tom van Veen het afgelopen jaar met de aanwezigen door aan de hand van een verzameling foto’s.
Hans-Willem Alblas (docent Nederlands en oud-leerling) sprak over zijn ervaringen als leerling en als docent en over wat de randvoorwaarden zijn voor een goede les. Als voorbeeld daarvan eindigde hij met een Kahoot (een online quiz) waarin de ‘leerlingen’ getest werden op hun kennis van de school.
Michiel Goudsmit (docent tekenen) vervolgde de middag met een mooie en verhelderende presentatie over de glas-in-loodramen in de aula. Daarna gaf Roel Schoonveld (oud-rector) een nadere toelichting op de Wolkenlandreis van 6 juni aanstaande. De inschrijving is al gesloten, maar op die dag zullen oud-leerlingen naar Wolkenland gaan om alles weer te herbeleven, van corvee doen tot overlopen. (Red.: deze reis is inmiddels uitgesteld)
Tenslotte bracht Patrick van den Hanenberg (oud-docent geschiedenis) twee liedjes ten gehore waarna gezamenlijk het schoollied werd gezongen. Tijdens de afsluitende borrel was er gelegenheid om bij te praten met jaargenoten, docenten en andere bekenden.
Voor een filmische impressie van de middag klik hier.
Tom van Veen, conrector
Floris Keizer
Floris Keizer was de eerste leerling die bij zijn diploma-uitreiking ook nog werd uitgeroepen als winnaar van de Jef Colle prijs. Jaarlijks wordt die prijs uitgereikt aan een eindexamenleerling van Het Amsterdams Lyceum voor de beste bèta-prestatie. Dit is zijn verhaal nu.
Na mijn eindexamen in 2011 heb ik natuurkunde aan the University of Cambridge gestudeerd, en daar ook mijn PhD in deeltjesnatuurkunde mogen doen. Dit was van kleins af aan een grote droom van mij, en een geweldige ervaring, maar ook héél hard werken. Inmiddels ben ik onderzoeker op CERN in Genève, in het team dat de volgende generatie detectoren ontwikkelt voor het LHCb RICH experiment.
Op Het Amsterdams Lyceum had ik als bijnaam de “Cambridge-boy”. Immers was ik bij de schoolexamens in de vierde klas al bezig om van een negen een tien te maken. Die had ik namelijk nodig voor mijn aanmelding op Cambridge. In het zesde schooljaar werd ik uitgenodigd voor een toelatingsinterview. Het was december en het sneeuwde hard. Alle vluchten waren gecanceld, maar gelukkig was ik met de boot van Hoek van Holland naar Harwich gekomen. Toen ik recht uit de blizzard bij twee professoren de kamer binnenkwam, gaven zij mij direct pen en papier en begonnen de wiskundige vragen. Een uur later belde ik mijn ouders op dat ik het volgens mij totaal verknald had. Tot in februari de verlossende brief kwam: ik was toegelaten! Mijn euforische stemming verminderde iets toen ik verder las, want op mijn eindlijst moest ik minstens een 8.5 gemiddeld staan, en boven de 9.0 voor de bèta vakken.
The University of Cambridge bestaat uit maar liefst 31 campussen, ofwel ‘Colleges’, die allemaal gelijkwaardig onderdeel van de universiteit zijn maar met ieder een eigen karakter. Bijvoorbeeld zitten op het Downing College veel rechtenstudenten, kunnen ze op St. Catherine’s goed hockeyen, laat Murray Edwards alleen vrouwen toe en is St. John’s heel traditioneel. Mijn College, Churchill College, staat bekend om zijn bèta afdeling. Niet onbelangrijk, want de College organiseert de ‘supervisions’, waarbij de academici van de College een paar uur in de week één-op-één uitleg geven aan de studenten. Zo leerde een professor in astronomie mij in mijn eerste jaar dat je maar de helft van je baard hoeft te scheren, want “de rest volgt bij symmetrie”.
De universiteit en de prachtige omgeving creëeren een heerlijke Cambridge sfeer. Met de schermclub wonnen we de Varsity match tegen ‘the other place’: aartsrivaal Oxford. Maar ook in de collegezaal is het topsport, want de academische druk is gigantisch. Het Cambridge recept is namelijk: selecteer de beste studenten aan de poort, zet ze bij elkaar met intensieve begeleiding, rooster alle tentamens in één week in mei zonder herkansingen en beoordeel de studenten relatief ten opzichte van elkaar. Tsja, dan ga je vanzelf wel werken.
Mijn leukste tijd in Cambridge begon dan ook met de kans om daar mijn promotie te doen. Op de High Energy Group van het Cavendish Laboratorium heb ik een prototype van een draagbare detector ontwikkeld die, door gebruik van natuurlijk aanwezige straling uit de ruimte, een 3-dimensionale scan van objecten kan maken en daarbij stoffen met afwijkende atoomnummers kan detecteren. Dit is bijvoorbeeld interessant voor het detecteren van verborgen nucleair materiaal. Daarnaast ging ik regelmatig naar CERN in Genève om bij te dragen aan de studies voor de upgrade van de LHCb ‘ring-imaging Cherenkov’ (RICH) detector. In 2019 heb ik mijn proefschrift gepubliceerd en mijn doctorstitel plechtig in het senaatsgebouw van Cambridge in ontvangst mogen nemen! Sindsdien werk ik full-time aan de RICH detector als post-doc onderzoeker op CERN.
De RICH detector maakt gebruik van het Cherenkov effect: zoals er geluidsgolven ontstaan wanneer een vliegtuig door de geluidsbarrière in de atmosfeer gaat, zo ontstaan lichtdeeltjes, ofwel ‘fotonen’, wanneer een geladen deeltje boven de snelheid van het licht door het gas in onze detector vliegt. Wij meten deze fotonen en kunnen zo achterhalen wat voor type deeltjes ontstaan bij de botsingen in de 27 km-lange deeltjesversneller 100 meter onder de grond bij CERN. En voor deze metingen zijn met recht vier super camera’s van ongeveer een vierkante meter nodig, die in volledige duisternis enkele fotonen kunnen meten. Ter vergelijking, een normale lamp genereert rond de triljoen fotonen per seconde. Bovendien moet onze camera 25 miljoen foto’s per seconde maken én verwerken, en dit in een stralingsomgeving die iedere normale computer of telefoon direct doet sneuvelen. Mijn onderzoek richt zich op computersimulaties van de voordelen als we de sluitertijd van de camera van 25 nanoseconden naar een paar honderd picoseconden zouden verkorten, en het demonstreren van zo’n kortere sluitertijd in prototype elektronica. Een mooie uitdaging!
Op Het Amsterdams Lyceum heb ik mij altijd fantastisch gesteund gevoeld. Meneer Toonen, mijn natuurkunde leraar, en professor Van Eijk van het Nikhef hebben mij letterlijk het dak op gestuurd, waar ik met veel plezier aan de stralingsdetectoren voor het HiSPARC project heb gewerkt. Met dank aan dit project, en de Jef Colle prijs die ik voor mijn profielwerkstuk heb gekregen, mocht ik mijn eerste reisje naar CERN maken.
Wolkenland-weekend uitgesteld
Het zat er al aan te komen. Door de corona-crisis vindt het Wolkenland-weekend voor oud-leerlingen niet rond deze tijd plaats. Er is besloten om het uit te stellen tot de crisis voorbij is en het weer veilig is. Maar ooit zal het plaatsvinden, mét de mogelijkheid ook te blijven overnachten. En natuurlijk wordt dat een weekend waarin de normale elementen van een werkweek ook vertegenwoordigd zijn. Dus er zal een boswandeling zijn, er moet corvee gedaan worden, een avondspel, een bonte avond… Een sentimenteel weekend dus, en dan heb ik het nog niet eens over de nacht. Natuurlijk jongens en meisjes apart en je loopt het risico naar beneden gestuurd te worden en wellicht wordt het ook nog “hard slapen”! Kortom, het wordt vast een leuk weekend, maar we zullen nog wat geduld moeten hebben. We houden jullie op de hoogte!
De Glazen van het Amsterdams Lyceum
Als Het Amsterdams een school is van tradities en rituelen, dan is de aula de tempel van het ritueel. De gebrandschilderde ramen, een geschenk van de ouders, zijn in die aula (hieronder links) een ‘opengeslagen prentboek’, zoals Roland Holst het ooit uitdrukte. Het is een uitdrukking die oud-docent Carlo Truffino als titel meegaf aan zijn bevlogen artikel in de lustrumuitgave van 1992 over de ramen in de aula. De ramen zijn meer dan een decor voor rituelen. Vanaf de eerste lichting werden de leerlingen (hieronder rechts) opgenomen in het kleurrijk spel van deze visuele oproep tot kennis maar ook tot deelname aan het ‘volle leven’, in het hart van de school.
De lijn naar Richard Roland Holst liep waarschijnlijk over architect Johan Baanders. Maar rector Gunning moet toch ook zelf van gedachten over het inhoudelijk programma van de ramen met de kunstenaar hebben gewisseld. Bij de ramen uit 1927 kreeg Roland Holst de vrije hand in de thematiek én de uitvoering. Dat privilege genoot hij tegen die tijd wellicht mede vanwege zijn positie: hij was pas benoemd tot directeur van de Rijksacademie (1926).
In het eerste programma voor de ramen (uit 1920) moest de kerngedachte van het onderwijs tot uitdrukking gebracht worden, van Licht, Liefde en Leven. Het licht der wijsheid, in brede zin de verlichting van de wereld, de liefde van de opvoeder die als een gids is voor de jeugd, en tenslotte het leven waar de opvoeding op voorbereidt. Deze gedachte paste bij het hervormde milieu waarin rector Gunning was opgegroeid maar sloot ook goed aan bij de opvattingen van Roland Holst.
Omdat Roland Holst ervan overtuigd raakte dat kunst in dienst moest staan van de gemeenschap (volgens sommigen een socialistisch ideaal, maar volgens anderen was zijn band met de sociaaldemocratie – hij werd in 1896 lid van de S.D.A.P. – slechts een flirt) paste de opdracht voor het ontwerp van de ramen goed bij zijn idealen. Bovendien had hij in Engeland William Morris ontmoet, de voorman van de Arts and Crafts Movement, en was door de inhoudelijke standpunten en door de vormgevingsprincipes van deze beweging sterk beïnvloed. Verder is ‘betekenisvolle’ kunst kenmerkend voor de tijd rond die eeuwwisseling. De invloed van het in die tijd populaire symbolisme is in de ramen terug te zien. De opdracht voor de ramen was niet de eerste monumentale opdracht van Roland Holst (hij had eerder een schildering aangebracht in de Beurs van Berlage), maar wel de eerste in glas.
Roland Holst werkte voor dit project samen met atelier Bogtman in Haarlem, fabrikant van gebrandschilderde ramen en veel gezocht door de architecten van de Amsterdamse School. Brandschilderen is een ingewikkeld procedé, waarbij silica, potas en limoen in een chemisch proces versmelten, en waardoor bepaalde delen van de in glas-in-lood gezette ramen een bijzonder tonaal karakter krijgen. De kleuren blauw en okergeel domineren in de oostwand van de aula en ‘stralen’ bij binnenkomst een warme gloed uit.
De ramen van de oostwand, uit 1920 en de twee ernaast uit 1922 maakten zoveel indruk dat ze zowaar zijn opgenomen in een aflevering van het internationaal vermaarde maandblad Wendingen, waarin veel architecten van de Amsterdamse School publiceerden.
Ik zal nu enkele ramen bespreken en probeer daarbij de oorspronkelijke toelichting van architect Baanders te volgen die hij gaf in een voorwoord bij het eerste leerplan van de school.
In de oostwand, die bij binnenkomst in de aula direct in het oog springt, zien we het linkerraam (hieronder links) in het teken van het Licht, in het midden zien we de Liefde en rechts het Leven. De nieuwe dag (de komst van het licht) wordt bovenaan aangekondigd met bazuinen, onderaan zinkt de nacht weg. Bovenaan rechts zien we de jeugd, een dansend meisje, en links een peinzende oude man leunend op een stok. Rechtsonder een man die een voorschoot aantrekt voor de aanvang van de arbeid en links een vrouw die het brood snijdt.
De opbouw volgt een klassiek programma: we zien een vergelijkbare indeling bij de graftombe van Julius II, door Michelangelo (hieronder rechts). Rechts het actieve leven, links het passieve, beschouwelijke. De Bijbelse Leah en Rachel uit de tombe van Michelangelo zijn bij Roland Holst vervangen door wereldse personificaties. Midden onder de bazuinen zien we een vrouw met op haar schoot een kind. Hét archetypisch idioom van moeder en kind in de westerse/christelijke kunstgeschiedenis.
Het rechterraam (hieronder links) symboliseert het leven: de klok in het midden wekt op tot het ‘volle leven’. Linksboven is een visser te zien, de optimist, met een positieve levensverwachting. En rechts van de klok, een schaapsherder, de waakzame, die zijn kudde nauwlettend in de gaten houdt. Onderaan, aan de linkerkant, de vaandeldrager, de overtuigde, en rechtsonder de ziener die een meer afwachtende houding aanneemt. De figuren rechts staan, anders dan de figuren links, bedachtzaam in het leven.
Het eerste in de aula aangebrachte raam (hieronder rechts), midden in de oostwand, is het raam van de liefde. Het laat een offerschaal zien, die van de opvoeding, terwijl ter linker- en rechterzijde de bouwer (met metseltroffel) en de breker (met houweel) aan het werk zijn; bouwen en breken zijn onlosmakelijk verbonden met de liefde. Onder neemt links de ouderdom de jeugd op de schouders en draagt haar naar de overzijde, het is een metafoor voor de maatschappelijke liefde. En links, het echtpaar dat, vol toewijding spelend met hun kind, de huiselijke liefde vertegenwoordigt.
De ramen aan de zuid- en noordzijde, uit 1927, laten – in tegenstelling tot de andere ramen – telkens slechts één figuur zien en zijn in een andere meer versierde expressieve stijl vormgegeven. In de noordwand zien we de zaaier (hieronder links) en de ontdekker (hieronder rechts). De zaaier komt in de hele negentiende-eeuwse kunst regelmatig voorbij, van Millet tot van Gogh (hiernaast) en hier dus ook bij Roland Holst. In dit geval in de betekenis van degene ‘die geen oogst verzekeren kan maar wel bevorderen’, ook alweer een taak van de opvoeder. En dan de ontdekker, hij baant de weg, moedig, niet bang voor weerstand (bij de vervulling van de opvoedende taak).
Tenslotte, bij binnenkomst rechts in de aula, in de zuidwand, Christophorus (hieronder links boven), die het kind van de toekomst redt (met zijn vele voorgangers in de kunstgeschiedenis, rechts daarvan) en de profeet, de ogen geloken, ‘opdat het licht worde vanbinnen’ (links helemaal onder). De profeet vertoont een opmerkelijke gelijkenis met zijn in olieverf geschilderde evenknie van de Russische realist Ilya Repin uit min of meer dezelfde tijd (rechts daarvan). Maar die profeet had de school vermoedelijk een minder rooskleurige toekomst voorspeld. De vier figuren in de aula daarentegen hebben ‘allen vertrouwen in het leven, zij vragen niet om winst, maar vrezen ook de verliezen niet’. En met de bezieling van de profeet van Roland Holst verlaten wij, in gewijde stilte, het hart van de school.
M.J.Goudsmit,
docent kunst, Het Amsterdams Lyceum
Bronnen:
Over Kunst, een verhandeling door R.N.Roland Holst, 1928
Het Amsterdamsch Lyceum 1917-1932, een uitgave van P.C.Gunning, 1932
Een Opengeslagen Prentboek, artikel in de lustrumuitgave van 1992 door oud-docent Carlo Truffino, 1992
Theory and practice: being in two minds? Richard Roland Holst as a community artist and the relation between his theories and his practice of stained glass making, proefschrift, J.M.Kraaijeveld, 2013